Samenvatting cijfers ondersteuning en begeleiding

Als patiënten voor het eerst een nieuw geneesmiddel krijgen, is informatie hierover belangrijk. Deze informatie wordt in een meerderheid van de gevallen ook gegeven, zo zeggen patiënten zelf. Er blijft echter ruimte voor verbetering in de informatievoorziening. Dat geldt ook voor de ondersteuning bij geneesmiddelen die de patiënt al langer gebruikt. De ruimte voor verbetering is hier nog wat groter.


Informatievoorziening bij eerste uitgifte
In het ziekenhuis krijgen negen van de tien patiënten schriftelijke of mondelinge informatie over hoe een nieuw geneesmiddel te gebruiken. Ook in de apotheek wordt een meerderheid van de patiënten (bijna) altijd geïnformeerd over nieuw voorgeschreven geneesmiddelen. Het gaat hierbij om informatie over bijwerking, werking, gebruikswijze en gebruiksreden van het geneesmiddel. Vaak is het zo dat wanneer een patiënt over het ene onderwerp informatie krijgt, dat ook voor de andere onderwerpen geldt. Er wordt dan aan ‘complete’ eerste uitgiftebegeleiding gedaan. Dit alles betekent niet dat er geen ruimte meer is voor verbetering. Neem bijvoorbeeld de informatie die gegeven wordt over bijwerkingen. Van de patiënten met astma/COPD geeft een derde aan niet te zijn ingelicht hierover. Dit ligt weer anders bij reumatoïde artritis: daar weet 86 procent van de patiënten op welke bijwerkingen moet worden gelet. Over de jaren heen zijn weinig veranderingen te zien. Er zijn momenteel wel ontwikkelingen gaande die de informatievoorziening kunnen bevorderen. Belangrijke ontwikkeling is opname van de eerste uitgiftebegeleiding in de NZa-prestatiebeschrijvingen farmaceutische zorg.


Vervolgbegeleiding
Wanneer patiënten geneesmiddelen langer gebruiken, verschuift het accent van informatievoorziening naar uitwisseling van informatie en ondersteunende begeleiding. Proactieve begeleiding is daarbij erg belangrijk. De cijfers op deze website laten zien dat er nog verbetering mogelijk is op dit terrein. Een meerderheid van de patiënten zegt in de apotheek niet regelmatig bevraagd te worden over ervaringen met hun geneesmiddel. De vraag of het de patiënt lukt de geneesmiddelen in te nemen, zegt ook een meerderheid niet te krijgen. Het is juist erg belangrijk om deze vragen regelmatig aan patiënten te stellen. Therapietrouw is een dynamisch proces. Een patiënt die vandaag nog alle geneesmiddelen inneemt, hoeft dat morgen niet meer te doen. Het is dus belangrijk een vinger aan de pols te houden. Dit kan op verschillende plekken in de zorg: bij de voorschrijver of bij de apotheker. Uit onderzoek waarbij huisartsconsulten op video zijn bekeken, blijkt dat huisartsen erg weinig vragen stellen over ervaringen met het geneesmiddelengebruik. Ook apothekers vragen hier lang niet altijd naar. Opvallend is wel dat de laatste jaren in de apotheekwereld met toenemende mate aandacht is voor het begeleiden van patiënten met hun geneesmiddelengebruik. Een voorbeeld hiervan is het bellen van patiënten als ze hun medicatie niet hebben opgehaald. In 2008 gebeurde dit bij één op de tien patiënten. De verwachting is dat de komende jaren deze begeleiding een groter aandeel wordt van het werk van de apotheker.


Cijfers komen uit verschillende CQI-metingen. Hierbij is de patiënt zelf gevraagd naar gedrag, ervaringen en meningen op het gebied van geneesmiddelgebruik.